Cohn, M.D., Popma, A., Brink, W. van den, Kindt, M., Doreleijers, T.A.H., Veltman, D.J.
Locatie(s): 0.2 Berlin / 0.3 Copenhagen
Categorie(ën): Diagnostiek; Neurowetenschappen; Symposium
ACHTERGROND
Kinderen met gedragsstoornissen lopen risico op het ontwikkelen van ernstig persistent antisociaal gedrag in de volwassenheid1. Hoewel recente studies suggereren dat psychopate trekken belangrijke risicomarkers zijn in antisociale populaties, is het nog grotendeels onbekend bij welke subgroep kinderen de gedragsstoornis uiteindelijk zal persisteren en wat de neurobiologische kenmerken van deze groep zijn. Angstconditionering, een basaal angst-leerproces, wordt verondersteld onmisbaar te zijn voor normale gewetensontwikkeling2. Zo zijn deficiënte angstconditionering en geassocieerde hersenfunctieverschillen gevonden bij – vooral volwassen – antisociale populaties3. Of adolescenten met persistente gedragsstoornissen of psychopate trekken ook worden gekenmerkt door verlaagde angstconditionering is echter onbekend.
DOEL
In deze studie wordt de neurale verwerking van angstconditionering gerelateerd aan persistentie en psychopate trekken in een groep adolescenten die als kind werden gediagnosticeerd met een gedragsstoornis.
METHODEN
Proefpersonen werden gerekruteerd uit een cohort4 van 364 adolescenten die allen gearresteerd zijn vóór de leeftijd van 12 jaar (“twaalfminners”, huidige leeftijd 17.6 jaar). Jongeren die destijds met de Diagnostic Interview Schedule for Children gediagnosticeerd werden met een gedragsstoornis, zijn nu heronderzocht en opgedeeld in een persistente (n=25) en desistente (n=25) subgroep. Deze subgroepen en gematchte gezonde controlepersonen uit hetzelfde cohort (n=26) vulden de Youth Psychopathic traits Inventory (YPI) in en werden vergeleken met een klassieke differentiële angstconditioneringstaak3 in een fMRI-protocol.
RESULTATEN
Onverwacht lieten zowel persistente als desistente jongeren met een eerdere gedragsstoornis hogere activiteit zien in angstgerelateerde hersengebieden tijdens geconditioneerde angstreacties, vergeleken met gezonde controlepersonen. Verhoogde activiteit was gecorreleerd met de impulsief-onverantwoordelijke dimensie van de YPI en negatief gecorreleerd met de kille-emotieloze dimensie, na statistische controle voor de andere subschalen.
CONCLUSIE
Angstconditionering is niet bij alle antisociale adolescenten verminderd: gemiddeld is deze juist verhoogd. Angstconditionering varieert verder als functie van psychopate trekken. De heterogeniteit van zowel klinische als neurobiologische kenmerken binnen gedragsgestoorde adolescenten suggereert mogelijkheden voor gerichtere interventies in de toekomst, na subtypering op basis van deze kenmerken.
LITERATUURVERWIJZING
Moffitt TE et al 2002. Males on the life-course persistent and adolescence-limited antisocial pathways: follow-up at age 26 years. Development and Psychopathology 14: 179-207.
Eysenck HJ 1977. Crime and Personality. Routledge & Kegan Paul, London: 3rd edition.
Birbaumer N et al 2005. Deficient fear conditioning in psychopathy: a functional Magnetic Resonance Imaging study. Archives of General Psychiatry 62: 799-805.
Van Domburgh L et al 2009. Childhood predictors of desistance and level of persistence in offending in early onset offenders. Journal of Abnormal Psychology 37: 967-80.