Nolen, W.A., Kemner, S.M., Haren, N.E.M. van, Hillegers, M.H.J., Bootsman, F., Kahn, R.S.
Locatie(s): Pieter Baan Zaal
Categorie(ën): Neurowetenschappen; Symposium
ACHTERGROND
De invloed van levensgebeurtenissen op het ontstaan en beloop van psychiatrische stoornissen is een speerpunt van onderzoek. Verschillende studies laten echter zien dat het meemaken van levensgebeurtenissen ook in zekere mate wordt beïnvloed door erfelijke factoren.
Studies op dit gebied laten zien dat de erfelijkheidscomponent van levensgebeurtenissen op de adolescentenleeftijd lager is in vergelijking met die op de volwassen leeftijd.
DOEL
De bijdrage van genetische en omgevingsfactoren nagaan in het vóórkomen van levensgebeurtenissen in verschillende leeftijdscategorieën, in gezonde tweelingen en in tweelingen met een bipolaire stoornis.
METHODE
Een semigestructureerd levensgebeurtenissen-interview (LEDS) is afgenomen bij gezonde tweelingen (17 MZ-paren, 13 DZ-paren) en tweelingen waarvan minstens één een bipolaire stoornis heeft (17 MZ-paren, 24 DZ-paren). Alle gebeurtenissen zijn gedateerd en ingedeeld in zes leeftijdscategorieën van vijf jaar, tussen het 5e en 35e levensjaar.
RESULTATEN
In de jongste categorie is de erfelijkheidscomponent in beide groepen het grootst in vergelijking met de gedeelde-omgevingscomponent. In de categorieën tussen 10 en 20 jaar is in beide groepen de gedeelde-omgevingscomponent het grootst bij een verwaarloosbare erfelijkheidscomponent. In de gezonde tweelingen neemt de erfelijkheidscomponent toe in volwassenheid en verdwijnt de omgevingscomponent. Anders dan bij de gezonde tweelingen zet het patroon uit de adolescentie zich in de bipolaire tweelingen voort.
CONCLUSIE
In overeenstemming met de literatuur laten de gezonde tweelingen een patroon zien waarbij de erfelijkheidscomponent prominent aanwezig is na het twintigste levensjaar. De bipolaire tweelingen laten tot het 20ste levensjaar een vergelijkbaar patroon zien, maar in deze groep blijft ook in de volwassenheid de gedeelde-omgevingscomponent dominant. Een mogelijke verklaring voor deze bevinding komt vanuit het ontstaan van de bipolaire stoornis zelf; door het autonoom genereren van levensgebeurtenissen wordt de erfelijkheidscomponent van ondergeschikt belang.