Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvP

donderdag 11 april 2013 15:30 - 17:00u

S38.2 Implicaties van vroege stress voor psychopathologie

Kloet, E.R. de

Locatie(s): 0.8 Rome

Categorie(ën): Neurowetenschappen; Symposium

ACHTERGROND

Vroege emotionele verwaarlozing of stress gecombineerd met een stressvolle levensloop wordt als een risicofactor voor psychiatrische aandoeningen gezien. Deze zogenaamde cumulatieve-stresshypothese voorspelt emotioneel/cognitieve stoornissen, die verhoogde kwetsbaarheid voor ondere andere depressie of schizofrenie tot gevolg hebben, afhankelijk van genetische predispositie. Dierexperimenteel onderzoek ondersteunt echter soms eerder de mismatch-hypothese, die stelt dat vroege levenservaring een individu voorbereidt op een te verwachten stressvol leven. Verhoogde kwetsbaarheid voor psychopathologie is dan niet het gevolg van vroege stress, maar ontstaat pas bij mismatch tussen het epigenetisch geprogrammeerde phenotype en de latere omgevingseisen. Beslissend hierin is een al dan niet veerkrachtige of kwetsbare genetische predispositie.

 

DOEL

Met diermodellen wordt vastgesteld welke gen-omgevingsfactoren van belang zijn voor verwerping van de cumulatieve-stresshypothese of de mismatch-hypothese. Voor dit doel worden de combineerde effecten van vroege en latere stress onderzocht op kwetsbaarheid in genetisch geselecteerde proefdieren.

 

METHODEN

Gebruikt werd een rattenstam met genetische predispositie voor verhoogde dopaminerge activiteit en glucocorticoïd-resistentie (hit 1) en controles. De dieren werden verdeeld in pups die veel en weinig moederzorg ontvangen hebben (weinig moederzorg hit 2). Vervolgens werden de dieren blootgesteld aan sociale isolatie tijdens de puberteit (hit 3). Ten slotte werden de dieren op volwassen leeftijd onderworpen aan een aantal testen op stressreactiviteit en gedrag. Na afloop werd de functie en expressie van stressgenen gemeten.

 

RESULTATEN

Blootstelling aan stress – zowel vroeg, als later tijdens de puberteit – in combinatie met genetische predispositie voor verhoogde dopamineactiviteit leidde tot een schizofrenie-gerelateerd fenotype, ondersteunend voor de multiple hit-hypothese. Voor de genetisch niet-geselecteerde Wistar-populatie zijn er eveneens op basis van moleculaire, electrofysiologische en gedragsmetingen sterke aanwijzingen voor de mismatch-hypothese.

 

CONCLUSIE

Of gen-omgevingsinteractie leidt tot ondersteuning van de mismatch- of van de cumulatieve-stresshypothese hangt af van de genetische predispositie en de experimentele condities.