Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvP

donderdag 11 april 2013 15:30 - 17:00u

S38.1 Neurobiologische determinanten van sociaal gedrag: genen, omgeving en hun interactie

Kushner, S.

Locatie(s): 0.8 Rome

Categorie(ën): Neurowetenschappen; Symposium

ACHTERGROND

Sociale hiërarchie wordt gezien bij zeer verschillende dieren, hoewel de onderliggende cognitieve en biologische mechanismen slechts ten dele begrepen worden. Besproken wordt dierexperimenteel wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot een robuust gedragsparadigma waarbij isogene muizen een hoog stabiele en lineaire sociale hiërarchie tonen. Opmerkelijk is dat de sociale strategie sterk seksespecifiek is: vrouwelijke muizen gebruiken primair intrinsieke attributen, terwijl mannetjes sterk beïnvloed worden door voorafgaande ervaring. Verder blijkt testosteron een kritische seksespecifieke factor voor het bepalen welke sociale strategie gebruikt wordt.

 

DOEL

Kennismaking met een onderzoeksdesign dat een exact experimenteel onderscheid mogelijk maakt tussen de genetische en de omgevingsfactoren die sociaal gedrag beïnvloeden.

 

METHODEN

Onderzocht werd de invloed van genetische varianten, de invloed van omgevingsfactoren en de invloed van hun onderlinge interactie om een coherent samenhangend model te ontwikkelen waarmee de individuele gedragsstrategieën in de sociale omgeving worden bepaald. In het bijzonder zal aandacht worden gegeven aan neurowetenschappelijke benaderingen van de studie van autisme en depressie met gebruikmaking van bovengenoemde experimentele benadering.

 

RESULTATEN

Over het algemeen tonen onze resultaten een seksespecifiek mechanisme dat ten grondslag ligt aan de sociale hiërarchie, waarbij zowel mannen als vrouwen hun functionele capaciteit behouden om hun cognitieve strategie voor sociale relaties aan te passen. Dit is van speciale relevantie bij klinische neuropsychiatrische stoornissen. Verder verwachten wij dat onze bevindingen tot een nieuwe benadering zullen leiden om sociaal gedrag te bestuderen in zowel de fundamentele als de toegepaste neurobiologie, en zowel bij gezondheid als bij ziekte.

 

CONCLUSIE

Kennis van dierexperimentele benaderingen is van belang voor de klinisch psychiatrische praktijk. Het levert een bijdrage aan het begrijpen van de ingewikkelde relatie tussen genen en omgeving.