Droogleever Fortuyn, H.A., Buitelaar, J.K., Renier, W.O., Overeem, S.
Locatie(s): 2.1 Colorado
Categorie(ën): Diagnostiek; Epidemiologie; Farmacotherapie; Psychotherapie; Symposium
ACHTERGROND
Narcolepsie is in de DSM-IV opgenomen als psychiatrische stoornis. Psychiaters blijken moeite te hebben de juiste diagnose te stellen, en herkennen op basis van hypnagoge hallucinaties en stemmingswisselingen een borderline-persoonlijkheidsstoornis, een stemmingsstoornis of schizofrenie. Dit kan leiden tot ineffectieve en onnodig belastende behandelingen (1).
Er is een genetische predispositie voor het tot expressie komen van narcolepsie: de associatie met HLA-DBQ1*0602 en polymorfismen in de T-cel-receptor alfa locus (2).
DOEL
Het op betrouwbare wijze in kaart brengen van het psychiatrische phenotype van patiënten met narcolepsie.
METHODEN
We hebben een cohort narcolepsiepatiënten (n=60) onderzocht met de SCAN 2.1 en vergeleken met een gematchte controlegroep, geselecteerd uit de ‘Nijmegen Health Area -2 study’ (n= 120) en met een controlegroep van patiënten met schizofrenie, geselecteerd uit de ‘MESIFOS’ studie (n = 102).
RESULTATEN
Het blijkt goed mogelijk de hypnagoge hallucinaties (HH) te differentiëren van hallucinaties bij patiënten met schizofrenie. HH kunnen soms leiden tot waanherinneringen. Narcolepsiepatiënten lijden meer aan paniek en sociale fobie dan controlepersonen. Hoewel symptomen van depressie meer voorkomen bij narcolepsiepatiënten, worden niet meer depressies gediagnosticeerd. Eetstoornissen komen significant vaker voor.
Patiënten hebben soms moeite om ervaringen uit het dagelijks leven te scheiden van ervaringen opgedaan tijdens de hypnagoge hallucinaties en levensechte dromen, hetgeen tot misverstanden kan leiden.
CONCLUSIE
Narcolepsie is een hersenziekte (hypocretinedeficiëntiesyndroom) die niet alleen uitdrukking vindt in verstoorde slaapregulatie maar ook in veranderd gedrag en psychiatrische symptomatologie. Kennisname van het ziektebeeld kan psychiaters helpen om differentiaal diagnoses nauwkeuriger uit te voeren bij onder meer atypische psychose, persoonlijkheidsstoornissen en delirium. Dit is des te meer van belang omdat de – nu nog symptomatische – behandeling aanmerkelijk verschilt: zo reageren hypnagoge hallucinaties niet op antipsychotica maar wel op antidepressiva.
LITERATUUR
1 Droogleever Fortuyn, HA (2011) Narcolepsy, aspects of the psychiatric phenotype; proefschrift Radboud Universiteit Nijmegen.
2 Hallmayer J, Faraco J, Lin L, et al. Narcolepsy is strongly associated with the T-cell receptor alpha locus. Nat Genet 2009;41:708-11