Knegtering, H.
Locatie(s): 0.4 Brussels / 0.5 Paris
Categorie(ën): Farmacotherapie; Symposium
ACHTERGROND
Dopamine, serotonine en hormonale mechanismen lijken een belangrijke rol te spelen bij het al dan niet induceren van seksuele functiestoornissen. Door (psycho)farmaca onderling te vergelijken kan inzicht worden verkregen in de belangrijkste werkingsmechanismen van seksuele functiestoornissen.
DOEL
Meer in detail inzicht verkrijgen in mechanismen die gerelateerd zijn aan seksuele functiestoornissen, aan de hand van de werking van verschillende psychofarmaca (dopamine-agonisten, antagonisten of partiële agonisten; geneesmiddelen die ingrijpen op verschillende serotonerge subsystemen, al dan niet in combinatie met aangrijpen op andere receptorsystemen). Vaststellen op welke punten theorie en praktijk niet met elkaar overeenkomen en waar nader onderzoek nodig is.
METHODE
Op basis van de literatuur en eigen onderzoek wordt een overzicht gegeven van veronderstelde mechanismen bij seksuele functiestoornissen.
RESULTATEN
Dopamine-agonisten stimuleren het seksueel functioneren, terwijl dopamine-antagonisten alle fasen van het seksueel functioneren inhiberen. Middelen die prolactine sterk verhogen, hebben invloed op alle fasen van de seksualiteit, mogelijk via de invloed op libido. Middelen die serotonerg werken, mogelijk met name op de 5HT2a-receptor, leiden tot een uitgesteld orgasme.
Middelen die aangrijpen op het 5HT1a-systeem of 5HT2a-antagonisten, kunnen de inhiberende effecten van sommige antidepressiva opheffen. Relatief nieuw zijn fosfodisteraseremmers, waarbij onderzoek zich gaandeweg niet alleen meer focust op perifere effecten (bijvoorbeeld erectie), maar ook centrale effecten veronderstelt.
CONCLUSIE
Een aantal onderliggende mechanismen bij seksuele functiestoornissen is bekend, maar er zijn ook een aantal aspecten die nog niet geheel worden begrepen en waarvoor nader onderzoek nodig is.