Campo, J.M.L.G., Impelen, A.M.P.W. van, Merckelbach, H.L.J.G.
Locatie(s): Expo Foyer
Categorie(ën): Postersessie
ACHTERGROND
Binnen het forensisch psychiatrische werkveld worden clinici regelmatig geconfronteerd met patiënten die (al dan niet met opzet) misleidend gedrag vertonen tijdens klinische evaluaties. Dit gedrag omvat ruwweg drie prototypische gedragingen; het simuleren van cognitieve symptomen, onderpresteren en het minimaliseren van cognitieve symptomen.
De wetenschappelijke literatuur met betrekking tot de relatie tussen antisociaal gedrag en misleidend gedrag tijdens klinische evaluaties is zowel beperkt als verdeeld. Waar het ene onderzoek een positieve relatie suggereert (e.g. Gacono, Meloy, Sheppard, Speth & Roske, 1995), suggereert het andere een negatieve relatie (e.g. Hanson & Wallace-Capretta, 2000). Tevens zijn de prevalenties en onderlinge relaties van simuleren, onderpresteren en minimaliseren in Nederland nauwelijks onderzocht.
DOEL
Licht werpen op de relatie tussen antisociaal gedrag enerzijds en simuleren, onderpresteren en minimaliseren anderzijds, en daarnaast het vaststellen van de prevalenties en onderlinge relaties van simuleren, onderpresteren en minimaliseren.
METHODEN
Proefpersonen (32 patiënten verblijvend op een forensisch psychiatrische afdeling) deden een cognitieve pen-en-papier-test waarmee onderpresteren gemeten werd en vulden twee zelfrapportage-schalen in waarmee respectievelijk het simuleren en het minimaliseren van cognitieve symptomen werd gemeten. Vervolgens werd het gedrag van de proefpersonen zes weken lang gevolgd door middel van dagelijks bijgewerkte patiëntendossiers en gecodeerd met behulp van een gedragsobservatieschaal waarmee antisociaal en agressief gedrag werd gemeten.
RESULTATEN
Meervoudige lineaire regressie wees uit dat noch simuleren, noch onderpresteren, noch minimaliseren, noch enige combinatie hiervan een significante proportie van antisociaal gedrag verklaarde. Met betrekking tot prevalenties werd gevonden dat onderpresteren (3%) nagenoeg niet voorkwam, in tegenstelling tot simuleren (19%) en minimaliseren (19%).
CONCLUSIE
Noch simuleren, noch onderpresteren, noch minimaliseren verklaarde een significante proportie van antisociaal gedrag. Daarnaast werd gevonden dat minimaliseren wezenlijk verschilt van sociaal wenselijk antwoorden; dat simuleren en minimaliseren zich op tegengestelde uiteinden van gelijkaardige spectra bevinden; en dat de samenhang tussen simuleren en onderpresteren hooguit bescheiden is.