Aardweg, L.M. van den, Brouwers, J.J.F., Scheirs, J.G.M., Janzing, G.E., Vermaas, J.
Locatie(s): Expo Foyer
Categorie(ën): Postersessie
Interpersoonlijke Psychotherapie (IPT) is een effectieve therapievorm als behandeling van depressieve klachten. Onder moeders van kinderen die in de psychiatrie behandeld worden, komt een hoge prevalentie van depressieve klachten voor. In deze studie wordt onderzocht of er bij moeders van kinderen met (een vermoeden van) psychiatrische problematiek een verandering optreedt in de depressieve klachten, in de opvoedingsstress en in de opvoedingsrelatie met het kind. De moeders hebben IPT (N = 10) of IPT-groep (N = 23) gevolgd en hebben vragenlijsten ingevuld, voor en na de therapie en 6 maanden na afsluiting ervan. Voor de statistische analyses is gebruik gemaakt van tweewegvariantieanalyses met herhaalde metingen, t-tests en de Pearson-product-moment-correlatiecoƫfficiƫnt. Bij de moeders die de IPT-groep gevolgd hebben, is er een afname waarneembaar van de depressieve klachten (BDI-II-NL, SCL-90) en de opvoedingsstress (NOSIK). Het sociaal functioneren (SASS) neemt toe. De opvoedingsrelatie met het kind verandert niet (OKIV-R-O). De depressiviteit van de moeders gemeten op de BDI-II-NL in de IPT-groep is gelijk aan de mate van depressiviteit van moeders die een behandeling zoals gebruikelijk gevolgd hebben uit de referentiedata van Swartz et al. (2008). Ten slotte zijn er aanwijzingen dat IPT beter werkt dan IPT-groep. Vervolgonderzoek zou kindfactoren en een controlegroep mee moeten nemen. Bovendien zouden de verschillen tussen IPT en IPT-groep bestudeerd moeten worden.