Minimaal invasieve parathyreoïdectomie in geval van een solitair bijschildklieradenoom lijkt zeer geschikt voor dagbehandeling
Faiz, Z., Baas, P.C., Kelder, W.
Locatie(s): Foyer
Categorie(ën): Posters
Primaire hyperparathyreoïdie (PHPT) wordt in 85% van de gevallen veroorzaakt door een solitair bijschildklieradenoom. Pre-operatieve lokalisatie middels sestamibi scan en echografie faciliteren een minimaal invasieve benadering (MIB) waarbij het adenoom wordt verwijderd via een incisie van maximaal 2 cm. Verschillende hoog-volume buitenlandse centra verrichten deze operatie in dagbehandeling. In Nederland is dit nog niet de standaard. Onze retrospectieve studie werd opgezet om te evalueren of onze patiëntenpopulatie en operatietechniek eventueel geschikt zijn om deze ingreep in dagbehandeling uit te voeren
Tweeëntachtig patiënten met PHPT werden geïncludeerd in de periode van december 2005 tot oktober 2012. Patiënten met recidief PHPT werden geëxcludeerd. Preoperatief werd een sestamibiscan en/ of echo vervaardigd. Daarnaast werd peroperatief PTH bepaling verricht (5, 10,15 min). Onderzocht werd of er een verband bestond tussen uitgangs PTH-waarde, het gewicht van het bijschildklieradenoom en de intra-operatieve daling van PTH. Tevens werd gezocht naar voorspellende factoren voor complicaties, met name hypocalciëmie. Groepsanalyse werd uitgevoerd middels non-paramedische testen. Univariate analyse werd verricht met de Log-Rank of CHi2 test. Multivariate analyse van risicofactoren voor hypocalciëmie werd verricht met Cox-regressie analyse.
De groep bestond uit 60 vrouwen en 22 mannen. Een solitair bijschildklieradenoom werd gevonden bij 69 patiënten (86.6 %). Bij 13 patiënten was bilaterale exploratie noodzakelijk ivm een 2e adenoom of onvoldoende lokalisatie pre-operatief. De operatieduur was gemiddeld 80 minuten (inclusief PTH meting). Tijdelijke heesheid werd gezien bij 3 (3.6%) patiënten, KNO onderzoek liet bij allen normaal bewegende stembanden zien. Postoperatieve asymptomatische hypocalciëmie werd bij vijf patiënten vastgesteld. Voor de diagnose PHPT bleek de sestamibiscan sensitiever dan de echo (61 % vs. 29%). Overigens moet aangetekend worden dat de sestamibiscan bij beoordeling door de chirurg adequater was dan door de radioloog. Het gewicht van het gereseceerde bijschildklieradenoom correleerde significant met de uitgaanswaarde van de PTH (OR 0.041 , 95%Cl 0.026-0.057, p<0.001). Beiden hadden geen significante invloed op de intra-operatieve PTH daling. Na univariate analyse bleek de operatietijd de enige significante voorspellende factor voor het ontwikkelen van hypocalciëmie na parathyreoïdectomie (p <0.05).
Conclusie
Het gewicht van het bijschildklieradenoom is significant geassocieerd met de uitgangswaarde van de PTH. Voor de lokalisatie van het adenoom lijkt echografie weinig bijdragend. Operatietijd is de enige risicofactor voor hypocalciëmie na parathyreoïdectomie. Gezien de minimale complicaties lijkt minimaal invasieve bijschildklierextirpatie een geschikte methode voor chirurgische dagbehandeling in geval van primaire hyperparathyreoïdie.