Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvH

donderdag 30 mei 2013 12:30 - 13:30

De rol van een derde TGF-bèta receptor, Bètaglycaan, in de pathogenese van aorta aneurysmata

Struik, J., Groeneveld, M.E., Musters, R.J.P., Tangelder, G.J., Pals, G., Wisselink, W., Yeung, K.K.

Locatie(s): Foyer

Categorie(ën): Posters

Patiënten met het syndroom van Marfan hebben een bindweefsel ziekte met een verhoogde kans op het ontwikkelen van een aorta aneurysma. Een mutatie in het Fibrilline-1-gen is de oorzaak voor het syndroom van Marfan. Fibrilline-1 maakt deel uit van de extracellulaire matrix die essentieel is voor de sterkte en flexibiliteit van de vaatwand. Deze eigenschappen zijn onmiskenbaar belangrijk in de pathogenese van een aorta aneurysma.

Normaal bindt Fibrilline-1 zich aan een complex met TGF-bèta, wat Large Latent Complex (LLC) wordt genoemd en TGF-bèta inactief houdt. In Marfanpatiënten bindt Fibrilline-1 zich niet meer en komt TGF-bèta vrij. Dit actieve TGF-bèta zet de genregulatie in de celnucleus aan, waardoor de bindweefselziekte zich ontwikkelt.

TGF-bèta-Receptor-3(bèta-glycaan) is een alternatieve receptor voor TGF-bèta. Deze receptor heeft een hoge affiniteit voor vrij actief TGF-bèta. Zijn rol in Marfanpatiënten met een Fibrilline-1-mutatie is onduidelijk. Onze hypothese is dat deze derde receptor, bèta-glycaan, meer aanwezig is en een rol speelt in het transport van TGF-bèta in Marfanpatiënten met een Fibrilline-1-mutatie.

Cellen verkregen uit celkweken van huidfibroblasten van Marfanpatiënten met een Fibrilline-1-mutatie (n=10) zijn vergeleken met de cellen van controle-patiënten (n=10). De cellen zijn opgewerkt met primaire antilichamen voor bèta-glycaan, Fibrilline-1, LLC en TGF-bèta voor analyse met 3D-immunofluorescentiemicroscopie en Western blot.

 

De intensiteit van bèta-glycaan was tweemaal hoger in celkweken van patiënten met een Fibrilline-1-mutatie. In celkweken van de patiënten met een Fibrilline-1-mutatie werden extracellulaire bèta-glycaan “blaasjes”gezien, wat mogelijk op verhoogde exocytose duidt. Tevens was de intensiteit van LLC in deze celkweken verhoogd en werd er colokalisatie van LLC met Fibrilline-1 en bèta-glycaan gezien.

 

Uit deze resultaten blijkt dat bèta-glycaan mogelijk een belangrijke rol speelt in Marfanpatiënten met een Fibrilline-1-mutatie. Tevens zijn bovenstaande resultaten van belang in de pathogenese van aorta aneurysmata, ook voor patiënten zonder het syndroom van Marfan. Nader onderzoek naar de precieze rol van bèta-glycaan in aneurysmavorming is essentieel.