Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvH

donderdag 30 mei 2013 12:30 - 13:30

Operatieve behandeling van metacarpale II t/m V schacht fracturen

Greeven, A.P.A., Kielman, M., Vries, M. de, Meulen, H. van der, Krijnen, P., Schipper, I.B.

Locatie(s): Foyer

Categorie(ën): Posters

Inleiding

19% van alle fracturen zijn gelokaliseerd in de hand. Een derde hiervan zijn fracturen van de metacarpalia, waarvan een groot deel schacht fracturen zijn. Metacarpale schacht fracturen kunnen in de meeste gevallen conservatief behandeld worden. Indien er echter sprake is van een instabiele fractuur, rotatieafwijking of verkorting, verdient operatieve behandeling de voorkeur. De in de literatuur meest beschreven operatieve behandelmethoden zijn open repositie en interne fixatie (ORIF) of gesloten repositie en percutane fixatie met Kirschner-draden. In de literatuur bestaat geen consensus welke van deze twee operatieve behandelingen zou moeten worden toegepast. Omdat Nederlandse data hierover ontbreken werd in een retrospectieve onderzoek nagegaan welk type behandelingen in de klinische praktijk worden toegepast en wat de functionele resultaten en complicaties zijn.

Materiaal en methode

Alle patiënten met metacarpale II-V fracturen, die operatief behandeld werden in drie ziekenhuizen in de regio van Trauma Centrum West in de periode 2005-2011 werden geïncludeerd. Patient- en fractuurkenmerken en gegevens over behandeling, functioneel herstel en complicaties werden geregistreerd uit de medische status en vergeleken tussen de twee verschillende behandelmethoden. Daarnaast is om het functionele herstel te evalueren de quick-DASH vragenlijst verstuurd naar alle patiënten.

Resultaten

De resultaten van 149 patiënten met 190 fracturen uit 3 verschillende ziekenhuizen zijn geïnventariseerd. De patiënten waren gemiddeld 33 jaar (range 15-91) en 75% waren mannen. Van de fracturen waren 70 transversaal, 43 oblique, 61 spiraal en 16 comminutief. De meerderheid (80%) werd behandeld met ORIF en 20% met gesloten repositie en percutane fixatie. Tijdens 56 behandelingen trad een complicatie op. In de ORIF groep 46 maal (30%) en in de percutaan behandelde groep 10 maal (29%). Ruim 50% van de complicaties in de ORIF groep was als gevolg van re-operaties. Deze werden verricht vanwege functieverlies en klachten van het osteosynthese materiaal. Overige voorkomende complicaties waren standsafwijking, en persisterende pijnklachten. Deze laatste waren gelijk over de twee behandelmodaliteiten verdeeld.

Conclusie

Uit de resultaten volgt dat in deze regio voornamelijk wordt gekozen voor ORIF als behandeling voor metacarpale schacht fracturen. In het voorkomen van complicaties wordt geen significant verschil gevonden tussen beide behandelingen. De ernst van de complicaties is echter voor de ORIF en Percutaan behandelde groepen patiënten niet gelijk. Daarom zouden wij willen concluderen dat primair gekozen zou moeten worden voor gesloten repositie met percutane fixatie. Pas in tweede instantie zou gekozen kunnen worden voor ORIF.