Antibioticaprofylaxe bij arteriële reconstructies van de onderste extremiteit
Jongkind, J., Unlü, C., Vahl, A.C., Voorwinde, A., Nieuwenhuizen, R.C. van, Bosma, J.
Voorzitter(s): Dr. B.H.P. Elsman & dr. R.C. Minee
Locatie(s): Baroniezaal
Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: vaten
Perioperatieve antibioticaprofylaxe bij arteriële reconstructies van de onderste extremiteit is algemeen gebruik. Een recente enquete onder Nederlandse vaatchirurgen wees uit dat 95% perioperatieve antibioticaprofylaxe gebruikt bij arteriële reconstructies met autologe vene. In zowel de Nederlandse als twee internationale richtlijnen ontbreekt echter een advies ten aanzien van preoperatieve antibioticaprofylaxe bij autologe vaatreconstructies. Een recente Cochrane review van 10 studies (alle van voor 1987), toonde dat bij 10% van de arteriële reconstructies postoperatieve wondinfecties optreedt. De in deze review geanalyseerde studies includeerden verschillende soorten arteriële reconstructies (centraal, extra-anatomisch en perifeer), zowel met prothese als met autoloog materiaal. Slechts één artikel beschreef een sub-groepanalyse van 50 patiënten met een veneuze bypass waarbij er geen verschil in wondinfectie kon worden aangetoond tussen patiënten met en zonder antibioticaprofylaxe.
Het doel van deze studie was het aantonen van een effect van antibioticaprofylaxe op de incidentie van postoperatieve wondinfecties in patiënten die een arteriële vaatreconstructie met autoloog materiaal ondergingen (zowel veneuze bypass als endarteriëctomie met venepatch).
Tussen januari 2004 en januari 2012 ondergingen 1198 patiënten een arteriële reconstructie van de onderste extremiteit. Hiervan voldeden er 273 aan de in- en exclusiecriteria; Het inclusiecriterium was: een arteriële reconstructie met autoloog materiaal in de onderste extremiteit. Exclusiecriteria waren: antibioticagebruik in de 4 weken voorafgaand aan de ingreep, re-exploratie voor redenen anders dan infectie (nabloeding, occlusie) en gebruik van prothesen. Patiënten die perioperatieve antibioticaprofylaxe kregen (groep 1) werden vergeleken met patiënten die geen peroperatieve antibioticaprofylaxe ontvingen (groep 2).
Baseline karakteristieken van beide groepen waren niet significant verschillend. Bij 32 patiënten (23%) van de 141 patiënten in groep 1 en bij 26 patiënten (20%) van de 132 patiënten in groep 2 trad een wondinfectie op (P=.55; OR: 1.20; CI 95%: 0.67 - 2.14). Geen van de variabelen, waaronder ook toediening van preoperatieve antibioticaprofylaxe, was onafhankelijk geassocieerd met het optreden dan wel uitblijven van postoperatieve wondinfectie (multivariate analyse). Uit bovenstaande resultaten blijkt dat een preoperatieve éénmalige dosis antibioticaprofylaxe in arteriële reconstructies met autoloog materiaal niet kon worden geassocieerd met een lagere incidentie van postoperatieve wondinfecties.
- Over Jongkind, J.
- Over Unlü, C.
- Over Vahl, A.C.
- Over Voorwinde, A.
- Over Nieuwenhuizen, R.C. van
- Over Bosma, J.