Is er plaats voor neo-adjuvante radiotherapie bij de behandeling van sarcomen?
Bessems, M., Vangangelt, K., Keymeulen, K., Riedl, R., Beets, G., Bemelmans, M.H.A.
Voorzitter(s): Dr. W.J.B. Mastboom & dr. T.M. van Ginhoven
Locatie(s): Zaal 82/83
Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: onco & endocrien
Sinds november 2011 is er een revisie van de landelijke richtlijn weke delen tumoren via Oncoline beschikbaar. In deze richtlijn wordt enige ruimte gelaten rondom de indicatie voor toepassing van (neo-)adjuvante radiotherapie (RT). Met name voor het myxoide fibro- en liposarcoom dient het sterk overwogen te worden. Voordelen van pre-operatieve RT betreffen betere lokale controle (met name bij betrokkenheid van vitale structuren), minder postoperatieve fibrose, lagere benodigde stralingsdosis, betere logistiek (de behandelperiode van RT en operatie ligt vast en bedraagt ongeveer 12 weken). Ook kan de tumor in de buik en thorax als spacer dienen om kritieke organen (dundarm, long) te sparen. Echter, een grotere kans op wondinfecties, danwel graft-problemen bij directe reconstructies zou als nadeel kunnen worden genoemd. Het doel van deze studie was om het gebruik van neo-adjuvante radiotherapie in ons centrum bij de behandeling van sarcomen in kaart te brengen.
Er werd een uitgebreide analyse uitgevoerd van alle patiënten die van januari 2011 tot december 2012 in het MUMC tijdens het wekelijkse multidisciplinaire overleg “weke delen tumoren”zijn besproken. De patiënten werden retrospectief geanalyseerd, waarbij gebruik gemaakt werd van ons elektronisch patiëntendossier (SAP). Daarnaast werden de gegevens van alle neo-adjuvante bestraalde patiënten tussen 2008-2012 via het radiotherapiecentrum opgezocht en beoordeeld op wondinfecties, locaal recidief en overleving.
In de periode januari 2011-dec 2012 werden 155 patiënten gediagnosticeerd met een sarcoom. De meest voorkomende diagnoses bij PA zijn liposarcoom, leiomyosarcoom en myxofibrosarcoom. De voorkeurslokalisaties van deze tumoren zijn de extremiteiten (39.8%), het abdomen (28.6%) en de thorax (15.3%). Bij 74.5% van de patiënten, gediagnosticeerd met een sarcoom, heeft een operatie plaatsgevonden. Van de geopereerden werd 43.8% preoperatief bestraald, dit in vergelijking met 9.6% patiënten die adjuvant werden bestraald. 44% van de neo-adjuvant bestraalde patiënten onderging enige vorm van plastisch chirurgische reconstructie, waarbij bij 20% een wondinfectie optrad, welke steeds conservatief gemanaged werd. De graftsurvival is 100%. Bij de groep patiënten die van 2008 tot 2012 via ons ziekenhuis werd verwezen voor neo-adjuvante radiotherapie (bij een zeer heterogene populatie wat betreft tumorbiologie en lokalisatie), zien we 78% R0-resecties, waarbij 10% van de R1-resecties al voor verwijzing elders was verricht. De 5-jaarsoverleving in deze groep is 67.5%, waarbij vooral pulmonale metastasen voorkwamen, naast levermetastasen, huidmetastasen en botmetastasen. Het percentage lokale recidieven is 3%.
Conclusie Neoadjuvante RT, eventueel met plastische reconstructie, leidt tot een zeer goede locale controle, weinig (relevante) wondinfecties en geen graft failure.
- Over Bessems, M.
- Over Vangangelt, K.
- Over Keymeulen, K.
- Over Riedl, R.
- Over Beets, G.
- Over Bemelmans, M.H.A.