Evaluatie van fertiliteitparameters bij mannen met verworven niet scrotale testes: een lange termijn onderzoek
Brakel, J. van, Muinck Keizer-Schrama, S.M.P.F. de, Dohle, G.R., Hazebroek, F.W.J.
Voorzitter(s): Dr. W.J.B. Mastboom & dr. T.M. van Ginhoven
Locatie(s): Zaal 82/83
Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: onco & endocrien
Het is reeds lang bekend dat de fertiliteitparameters van mannen met uni- of bilaterale congenitale niet scrotale testes (NST) in hun voorgeschiedenis verminderd zijn in vergelijk met mannen zonder deze aangeboren afwijking. Veel minder is bekend over eventuele fertiliteitproblemen bij mannen die in het verleden een verworven NST hadden.
In deze studie werd de testisfunctie van mannen met eerder verworven NST geƫvalueerd waarbij spontane indaling werd afgewacht tot in de puberteit, gevolgd door orchiopexie indien spontane indaling niet had plaatsgevonden.
De studiegroep bestond uit 65 mannen met verworven NST, van wie 50 unilateraal. Drieƫndertig mannen ondergingen een orchiopexie. Evaluatie bestond uit anamnese, lichamelijk onderzoek, scrotale echografie, endocrinologische bepalingen (testosteron, LH, FSH, Inhibine B) en semen analyse.
Resultaten van de studiegroep werden vergeleken met een controle groep van mannen zonder voorgeschiedenis van NST (N=53) en een groep van mannen met eerder congenitale NST (N=62, van wie 55 unilateraal).
In vergelijking met de controle groep hadden mannen met een unilaterale verworven NST vaker een afwijkende testisconsistentie, kleinere testes, lagere semen concentratie en minder motiel semen. Er werden geen significante verschillen in succesvolle pogingen tot vaderschap en endocrinologische waarden gevonden tussen de unilaterale verworven NST groep en de controle groep.
Mannen in de unilaterale verworven NST groep hadden vaker een normale testisconsistentie in vergelijking met de mannen in de unilaterale congenitale NST groep. Succesvolle pogingen tot vaderschap, testis volume, endocrinologische waarden en semen analyse liet geen verschillen zien tussen de groep met unilaterale verworven NST en mannen met unilaterale congenitale NST.
Mannen met bilaterale verworven NST in vergelijking met de controle groep hadden significant minder vaak succesvolle pogingen tot vaderschap, vaker afwijkende testisconsistentie, kleinere testes, hoger LH en FSH, lager Inhibine B, lagere semen concentratie en minder motiel semen.
Er konden geen significante verschillen aangetoond worden tussen de groep met bilaterale verworven NST en de groep met bilaterale congenitale NST.
Ook tussen mannen met verworven NST wiens testes spontaan indaalden en mannen die een orchiopexie nodig hadden werden geen verschillen gezien.
Conclusie: de fertiliteitparameters bij mannen met verworven NST zijn verlaagd in vergelijking met een controle groep. Afgezien van vaker een normale testisconsistentie bij mannen met unilaterale verworven NST, waren de fertiliteitparameters van mannen met verworven NST niet verschillend van die van mannen met congenitale NST. Spontane indaling of orchiopexie had geen aantoonbaar effect op de fertiliteit in mannen met verworven NST.