Intensieve CEA-gestuurde follow-up na resectie van colorectale kanker: resultaten van de prospectieve gerandomiseerde multi-center studie CEA Watch
Verberne, C.J., Doornbos, P., Bock, G.H. de, Heuvel, ER van den, Wiggers, T.
Voorzitter(s): Prof. dr. J.A. Roukema & dr. S.M.E. Engelen
Locatie(s): Auditorium
Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: colorectaal
De huidige richtlijn van follow-up na resectie van colorectale kanker (CRC) is niet evidence-based. Carcino-Embryonisch Antigen (CEA) is een tumor marker met een hoge sensitiviteit voor het detecteren van recidief, locaal of op afstand, mits de marker systematisch en eenduidig wordt bepaald en er naast de absolute waarde ook naar stijgingspercentages wordt gekeken. Deze studie heeft als hypothese dat met intensieve CEA-gestuurde follow-up recidief ziekte eerder, en dus vaker in een curabel stadium, wordt opgespoord in vergelijking met de follow-up volgens de geldende Oncoline richtlijn.
In 11 Nederlandse ziekenhuizen* werd tussen oktober 2010 en oktober 2012 een prospectieve, cluster-gerandomiseerde studie uitgevoerd. Geïncludeerd werden patiënten na curatieve resectie van AJCC stadium I, II en III CRC geopereerd tussen januari 2007 tot juli 2012, die tijdens de start van de studie nog onder controle waren zonder aanwijzingen voor een recidief. Alle patiënten participeerden eerst in de controlegroep (follow-up volgens de Oncoline richtlijn) en vervolgens in de studiegroep. Het studieprotocol bestond uit 2-maandelijkse CEA controle, CT scan in geval van significante CEA stijging (20% stijging na 2 maanden gevolgd door bevestiging van die stijging na 1 maand), standaard jaarlijkse beeldvorming en jaarlijkse poliklinische controle. Het moment waarop een cluster [alle patiënten uit 2 ziekenhuizen] overstapte van de controle naar de intensieve follow-up werd gerandomiseerd en verschilde daarmee per cluster.
Er werden 3223 patiënten geïncludeerd. In de controleperiode werden minder recidieven gevonden dan in de studieperiode (104 vs 139 recidieven). De verdeling van die recidieven over de locaties (lever, long locaal) was niet verschillend. De tijd vanaf de operatie tot het vinden van recidief was niet verschillend tussen beide follow-up protocollen, maar het aandeel curatief behandelbare recidieven steeg van 29% van de in de controleperiode gedetecteerde recidieven naar 40% van de in de intensieve periode gedetecteerde recidieven. De sensitiviteit van de herhaalde CEA bepaling na 1 maand na een eerste significante stijging was 76%, de sensitiviteit van CT scan naar aanleiding van CEA-stijging was 81%.
Intensieve follow-up met frequente CEA bepalingen en beeldvorming die wordt verricht naar aanleiding van gedefinieerde CEA stijging is effectief in het vinden van meer recidieven en geassocieerd met een hogere kans op curatie van de gevonden recidieven. In de toekomst ligt de focus op geassocieerde verbetering in overleving tussen de beide follow-up strategieën.
*MST Enschede, MCL Leeuwarden, NS Drachten, ASZ Dordrecht, JBZ Den Bosch, MZH Groningen, MMC Amersfoort, CZ Eindhoven, EZ Tilburg, MCH Den Haag, GZ Apeldoorn