Echografie van de axilla voor preoperatieve lymfeklierstadiëring van mammacarcinoompatiënten: van toegevoegde waarde in het huidige tijdperk?
Roozendaal, L.M. van, Schipper, R., Vries, B. de, Beets-Tan, R.G.H., Lobbes, M.B.I., Smidt, M.L.
Voorzitter(s): Dr. Th. van Dalen & dr. T.S. Aukema
Locatie(s): Brabantzaal
Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: onco & endocrien
Preoperatieve echografie van de axilla is een veelgebruikte techniek voor lymfeklierstadiëring bij mammacarcinoompatiënten. Het doel is het selecteren van patiënten met een histopathologisch bevestigde lymfekliermetastase, om zo een schildwachtklieroperatie over te slaan en direct een okselklierdissectie te verrichten. Echter, de completerende okselklierdissectie na beperkte schildwachtkliermetastasen staat ter discussie voor diverse subgroepen mammacarcinoompatiënten. Een okselklierdissectie is daarom mogelijk niet noodzakelijk voor iedere metastase gevonden met echografie. Echografie is alleen zinvol, als deze kan differentiëren tussen beperkte (pN1) en uitgebreide lymfekliermetastasen (pN2-3), om okselklierdissecties te voorkomen bij patiënten met beperkte lymfekliermetastasen, en om okselklierdissecties direct te verrichten bij patiënten met uitgebreide lymfekliermetastasen. Het doel van deze studie is te onderzoeken of axillaire echografie onderscheid kan maken tussen patiënten met pN0, pN1 en pN2-3.
De data van alle patiënten die tussen 2008-2012 onze kliniek bezochten met een primair operabel, invasief mammacarcinoom werden verzameld. Patiënten behandeld met neoadjuvante systemische therapie werden geëxcludeerd. De vals-negatieve percentages voor okselklierstadiëring met echografie werden berekend voor ieder lymfeklierstadium, als ook de negatief voorspellende waarde voor het uitsluiten van een pN2-3 status na een voorspelde cN0 of cN1 status.
In totaal werd 577 keer een echografie van de axilla verricht. Na een negatieve echografie, toonde de schildwachtklier en/of het completerende okselklierdissectiepreparaat in 7.1% micrometastasen, in 11.5% een pN1 status, en in 4,4% een pN2-3 status. Dit levert voor de cN0 echografie een negatief voorspellende waarde op van 95.5% voor het uitsluiten van pN2-3. In 58,8% werd een pN1 status correct met echografie voorspeld; in 41,2% bleek sprake van een pN2-3 status. Dit levert voor de cN1 echografie een negatief voorspellende waarde op van 58.5% voor het uitsluiten van pN2-3. Een pN2-3 status werd altijd correct voorspeld.
Voor patiënten met een T1-2 tumorstatus behandeld met mammasparende therapie (n=278), voorspelde de echografie met biopsie een cN1 status bij 12 patiënten. Zes van de 12 patiënten hebben de mogelijkheid voor therapie volgens het ACOSOG-Z0011 design gemist, omdat het okselklierdissectiepreparaat slechts 1-2 macrometastasen bevatte. De overige zes patiënten hadden wel een pN2 of pN3 status.
Een negatieve axillaire echografie kan een pN2-3 status vrijwel uitsluiten; echografie kan echter niet differentiëren tussen pN1 en pN2-3. Daarnaast leidt de echografie in T1-2 mammacarcinoompatiënten behandeld met mammasparende therapie, mogelijk tot axillaire overbehandeling. Een standaard echografie voor iedere mammacarcinoompatiënt is daarom discutabel in de huidige tijd.
- Over Roozendaal, L.M. van
- Over Schipper, R.
- Over Vries, B. de
- Over Beets-Tan, R.G.H.
- Over Lobbes, M.B.I.
- Over Smidt, M.L.