Postoperatieve complicaties en overleving van oudere borstkankerpatiënten: resultaten van de FOCUS-studie
Glas, N.A. de, Kiderlen, M., Bastiaannet, E., Craen, A.J.M. de, Water, W van de, Velde, C.J.H. van de, Liefers, G.J.
Voorzitter(s): Dr. Th. van Dalen & dr. T.S. Aukema
Locatie(s): Brabantzaal
Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: onco & endocrien
Bijna 40% van de borstkankerpatiënten is 65 jaar of ouder ten tijde van diagnose. De populatie oudere borstkankerpatiënten is een specifieke, heterogene populatie, die vooral een grote diversiteit kent in comorbiditeit en vitaliteit, hetgeen besluitvorming rond de behandeling van borstkanker sterk beïnvloedt. Borstkankerchirurgie wordt beschouwd als chirurgie met lage morbiditeit. Echter, verscheidene complicaties kunnen optreden met ernstige consequenties.
Het doel van deze studie was het identificeren van risicofactoren voor het ontwikkelen van postoperatieve complicaties bij oudere borstkankerpatiënten, en het evalueren van overleving bij patiënten met postoperatieve complicaties in vergelijking met patiënten zonder postoperatieve complicaties.
Voor deze studie werden patiënten geselecteerd uit de FOCUS cohort studie (Female breast cancer in the elderly; Optimizing Clinical guidelines USing clinico-pathologocial & molecular data). Dit cohort bevat gedetailleerde gegevens van alle patiënten van 65 jaar en ouder met borstkanker die gediagnostiseerd werden tussen 1997 en 2004 in de regio Leiden. Alle patiënten die een borstoperatie ondergingen werden geïncludeerd. Risicofactoren voor het krijgen van een complicatie werden geïdentificeerd met univariabele en multivariabele logistische regressie modellen. Algemene overleving werd geanalyseerd met Cox regressie modellen en relatieve overleving volgens de Ederer II methode.
Er werden 3179 patiënten geïncludeerd, van wie 19% (n=618) 1 of meer postoperatieve complicaties ontwikkelden. De kans op het krijgen van postoperatieve complicaties nam toe met de leeftijd (OR 1.85, 95% C.I. 1.37-2.50 voor patiënten >85 jaar), en het aantal comorbiditeiten (OR 1.71, 95% C.I. 1.30-2.24 voor 4 of meer comorbiditeiten). Eén jaars-overleving, algemene overleving en relatieve overleving waren slechter in patiënten met postoperatieve complicaties (multivariabele HR 1.49, 95% C.I. 1.05-2.11, HR 1.21, 95% C.I. 1.07-1.36 en RER 1.19, 95% C.I. 1.05-1.34 respectievelijk). Gestratificeerd op comorbiditeit was de relatieve overleving alleen slechter bij patiënten zonder comorbiditeit.
Concluderend waren het aantal comorbiditeiten en hoge leeftijd de belangrijkste risicofactoren voor het ontwikkelen van postoperatieve complicaties bij mammachirurgie. Echter, relatieve overleving was niet slechter bij patiënten met comorbiditeit die een complicatie ontwikkelden. Dit suggereert dat de slechtere overleving door de comorbiditeit werd bepaald, en niet door de complicatie. Het achterwege laten van chirurgie op basis van angst voor behandelings-gerelateerde mortaliteit bij oudere borstkankerpatiënten is dus niet gerechtvaardigd. Prospectieve studies zijn nodig om behandeling op maat voor de oudere borstkankerpatiënt te ontwikkelen.
- Over Glas, N.A. de
- Over Kiderlen, M.
- Over Bastiaannet, E.
- Over Craen, A.J.M. de
- Over Water, W van de
- Over Velde, C.J.H. van de
- Over Liefers, G.J.