Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvH

donderdag 30 mei 2013 18:50 - 19:00

De eerste anterieure schouderluxatie anno 2012: altijd conservatief?

Bruinsma, W.E., Heiden, R. van de, Kerkhoffs, G.M.M.J., Goslings, J.C., Schep, N.W.L.

Voorzitter(s): Drs. S.H. van Helden & dr. M. van Heijl

Locatie(s): Zaal 82/83

Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: trauma

Anterieure schouderluxaties zijn de meest voorkomende luxaties met een incidentie van 8-24 per 100.000 per jaar. Een anterieure schouderluxatie ontstaat wanneer de arm naar buiten draait en van het lichaam af gebracht wordt. De huidige richtlijn in Nederland (CBO richtlijn uit 2005) adviseert om een primaire anterieure schouderluxatie conservatief te behandelen en terughoudend te zijn met een vroege operatieve behandeling. De recidiefkans na een eerste luxatie die conservatief is behandeld ligt echter tussen 49 en 90%. Recente studies beschrijven een lagere recidiefkans en een betere schouderfunctie en kwaliteit van leven wanneer na een eerste luxatie een schouderstabiliserende operatie wordt uitgevoerd. Wij hebben de MEDLINE, Cochrane en Embase databases doorzocht op publicaties die de uitkomsten van een conservatieve behandeling na een eerste anterieure schouderluxatie vergeleken met de uitkomsten na een operatieve behandeling. Ook hebben wij gezocht naar publicaties die een open met een arthroscopische behandeling vergeleken.

Hieruit blijkt dat een schouderstabiliserende operatie na een eerste anterieure schouderluxatie het risico op een recidief vermindert ten opzichte van een conservatieve behandeling. In een meta-analyse van 163 jongemannen, die gerandomiseerd waren tussen een conservatieve of operatieve behandeling, werd een risico op een recidiefluxatie gevonden van 16% in de operatief behandelde groep ten opzichte van 62% in de conservatief behandelde groep. Tevens verbetert een operatie de functionele uitkomst op lange termijn. Vooral actieve, jongvolwassen mannen blijken baat te hebben van een operatieve behandeling na een eerste schouderluxatie.

Er is nog steeds discussie over de meerwaarde van een arthroscopische behandeling vergeleken met een open behandeling. In 2007 werd in een meta-analyse van 18 vergelijkende studies aangetoond dat een arthroscopische behandeling een verhoogd risico op een recidiefluxatie en instabiliteit met zich meebrengt in vergelijking met een open behandeling. Na een arthroscopische behandeling bleek 18% van de patiënten last te hebben van instabiliteit en had 12% van de patiënten een recdifiefluxatie. Bij een open benadering had 8% last van instabiliteit en had 5% een recidiefluxatie.

In nieuwere studies worden echter geen significante verschillen meer gevonden wat betreft het aantal recidiefluxaties en de functie van de schouder, gemeten met de Constant-Murley score. De keuze voor operatietechniek is derhalve afhankelijk van de voorkeur van de patiënt en de ervaring van de operateur.