ZORRO-trial: zuggurtung-osteosynthese met resorbeerbaar materiaal bij olecranonfracturen: een prospectief gerandomiseerd onderzoek
Karres, J., Heesakkers, N.A.M., Steller, E.Ph., Ultee, J., Vrouenraets, B.C.
Voorzitter(s): Drs. S.H. van Helden & dr. M. van Heijl
Locatie(s): Zaal 82/83
Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: trauma
De standaardbehandeling bij gedisloceerde olecranonfracturen is zuggurtung-osteosynthese middels twee parallelle K-draden en een figure-of-eight stalen cerclagedraad. Hoewel deze fixatiemethode goede functionele uitkomsten geeft, zorgt het oppervlakkig onder de huid gelegen osteosynthesemateriaal vaak voor pijnklachten. Verwijdering van het materiaal is daarom vaak noodzakelijk. Zuggurtung-osteosynthese met een resorbeerbare hechtdraad zou een oplossing voor dit probleem kunnen zijn. Indien de K-draden alsnog klachten geven, zouden deze onder lokale verdoving kunnen worden verwijderd. Onderzoek naar het gebruik van resorbeerbaar materiaal bij olecranonfracturen is zeer beperkt en bestaat voornamelijk uit biomechanische analyses. In deze prospectief gerandomiseerde studie werd zuggurtung-osteosynthese met resorbeerbaar materiaal vergeleken met staaldraad.
Dertig patiënten met een gedisloceerde olecranonfractuur werden na informed consent gerandomiseerd. Zeventien patiënten kregen zuggurtung-osteosynthese middels K-draden en PDS loop nr. 1 (Ethicon, Somerville, New Jersey). Dertien patiënten werden behandeld met standaard zuggurtung-osteosynthese. Follow-up vond postoperatief plaats na 2-6 weken (follow-up A), na 3 maanden (B), na 6-12 maanden (C) en na 5-7 jaar (D). Pijn werd gemeten met de Visual Analogue Scale (VAS) en functie door middel van de Mayo Elbow Performance Score (MEPS). Radiologisch werd gekeken naar consolidatie en eventuele migratie van het osteosynthesemateriaal. Tevens werd er gekeken naar het aantal re-operaties en de locatie van de operatie (poliklinisch of op de operatiekamer).
Er werden geen significante verschillen gevonden in pijn, functionele uitkomst en consolidatie tussen PDS en staaldraad tijdens elke follow-up. Consolidatie was bij de laatste follow-up in beide groepen 100%. Er werd één complicatie gezien in de PDS groep (draadbreuk) en drie complicaties in de staaldraad groep (twee wondinfecties, één re-dislocatie). Verwijderen van het materiaal vond plaats in 59% versus 85% van de gevallen (PDS versus staaldraad; P=0,13). In de PDS groep werden significant meer re-operaties gedaan onder lokale verdoving (50% versus 0%; P=0,01).
PDS loop nr. 1 lijkt een goed alternatief voor staaldraad cerclage bij zuggurtung-osteosynthese van olecranonfracturen. Er is op zowel korte als lange termijn geen significant verschil in pijnklachten. Verder biedt PDS vergelijkbare functionele uitkomsten en even goede fractuurgenezing als staaldraad. Hoewel het verwijderen van osteosynthesemateriaal niet significant minder voorkomt bij PDS, kan dit wel significant vaker poliklinisch plaatsvinden. Grootschalig onderzoek is echter nodig om deze bevindingen te bevestigen.