Prognose na een R0-R1 maagresectie en adjuvante chemoradiotherapie
Stiekema, J., Trip, AK, Jansen, E.P.M., Boot, H., Cats, A., Verheij, M., Balague Ponz, O., Sandick, J.W. van
Voorzitter(s): Dr. G.A.P. Nieuwenhuijzen & drs. W. van der Meij
Locatie(s): Baroniezaal
Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: GE
Radicaliteit van de resectie is één van de belangrijke prognostische factoren in de in-opzet-curatieve behandeling van het maagcarcinoom. Het beleid na een microscopisch irradicale (R1) resectie is echter onderwerp van discussie. Een re-excisie - indien mogelijk - heeft voor- en tegenstanders. Adjuvante chemoradiotherapie geeft een verbetering van de overleving na een R0 resectie (Intergroup/SWOG; NEJM 2001). De rol van adjuvante chemoradiotherapie na een R1 resectie is minder duidelijk.
Het doel van deze studie was het identificeren van prognostische factoren voor overleving na een maagresectie vanwege een maagcarcinoom gevolgd door adjuvante chemoradiotherapie.
In deze retrospectieve studie werden patiënten onderzocht die tussen 2001 en 2011 in ons instituut waren behandeld met adjuvante chemoradiotherapie (45 Gray in 25 fracties, in combinatie met capecitabine met of zonder cisplatinum) na een R0 of R1 maagresectie. Middels een Cox regressie analyse werden onafhankelijke prognostische factoren voor overleving geïdentificeerd.
Er werden 110 patiënten geïncludeerd. De mediane follow-up in de groep patiënten met een R0 resectie (n = 80) was 24 maanden en in de groep patiënten met een R1 resectie (n = 30) 28 maanden. Er waren geen statistisch significante verschillen tussen deze twee patiëntengroepen voor wat betreft bekende prognostische factoren zoals het pathologische T-stadium (p = 0.25), N-stadium (p = 0.77), de macroscopische tumor diameter (p = 0.46) en het histologische subtype volgens Laurén (p = 0.07). De algehele 3-jaars overleving was 47% voor de patiënten met een R0 resectie en 48% voor de patiënten met een R1 resectie (p = 0.58, figuur 1). In een multivariate Cox regressie analyse kwamen alleen het pathologisch T-stadium, N-stadium en de macroscopische tumor diameter naar voren als onafhankelijke prognostische factoren voor overleving.
Conclusie: In deze serie patiënten die een maagresectie ondergingen gevolgd door adjuvante chemoradiotherapie, had microscopische irradicaliteit geen negatieve invloed op de overleving. Deze resultaten ondersteunen de waarde van adjuvante chemoradiotherapie na een R1 maagresectie.
- Over Stiekema, J.
- Over Trip, AK
- Over Jansen, E.P.M.
- Over Boot, H.
- Over Cats, A.
- Over Verheij, M.
- Over Balague Ponz, O.
- Over Sandick, J.W. van