Waarde van frailty en voedingsstatus bepaling in het voorspellen van perioperatieve mortaliteit bij maagkankerchirurgie
Tegels, J.J.W., Maat, M.F.G. de, Hulsewé, K.W.E., Hoofwijk, A.G.M., Stoot, J.H.M.B.
Voorzitter(s): Dr. G.A.P. Nieuwenhuijzen & drs. W. van der Meij
Locatie(s): Baroniezaal
Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: GE
Gerapporteerde perioperatieve mortaliteit bij maagkankerchirurgie is relatief hoog (4-16%). Een mogelijke verklaring hiervoor is de relatief hoge leeftijd, slechte conditie en gevorderd ziektestadium ten tijde van de diagnose. Comorbiditeit en leeftijd zijn momenteel de belangrijkste factoren geassocieerd met perioperatieve mortaliteit. Echter, de voorspellende waarde hiervan is gering en er zijn betere methoden nodig voor een goede risicoschatting. Door betere patiëntselectie word het voorkomen van onnodige chirurgie gerelateerde mortaliteit wellicht mogelijk. Het doel van de huidige studie was het nagaan wat de waarde is van frailty en voedingsstatus in het voorspellen van perioperatieve mortaliteit.
Patiënten worden gescreend bij opname op frailty met de GFI (Groningen Frailty Indicator). Deze vragenlijst omvat o.a. vragen omtrent mobiliteit, zelf geschatte fysieke gesteldheid en multifarmacie. Daarnaast werd voedingsstatus geschat door middel van de SNAQ (Short Nutritional Assessment Questionnaire). In een retrospectieve opzet werd geanalyseerd of deze scores geassocieerd waren met 30-dagen-mortaliteit en overige standaard clinicopathologische parameters.
Tussen januari 2005 en september 2012 werden 180 patiënten geopereerd wegens een adenocarcinoom van de maag. De 30-dagen-mortaliteit over de gehele populatie bedroeg 8,3%. Complete GFI en SNAQ scores waren beschikbaar in 127 (71%) en 160(89%) respectievelijk. Univariate analyse liet een oplopend mortaliteitsrisico zien in associatie met een oplopende GFI score (P<0,001). Patiënten met een GFI≥3 (n=30, 24%) had een mortaliteitsrisico van 23,3% versus 5,2% in de groep die lager scoorde (OR4,0, 95%BI 1,1 tot 14,1, P=0,03). Dit was multivariaat onafhankelijk voor leeftijd, ASA classificatie, tumor stadium en type chirurgie. Een SNAQ score ≥1 (n=98, 61%) was geassocieerd met een mortaliteitsrisico van 13,3% versus 3,2% in de groep die 0 scoorden (OR 5,1, 95% BI 1,1 tot 23,8, P=0,04). Dit was ook multivariaat onafhankelijk voor leeftijd, ASA classificatie, tumor stadium en type chirurgie. Patiënten die in zowel GFI ≥3 als SNAQ≥1 scoorden (n=25, 19%) hadden een mortaliteitsrisico van 28% versus 6% bij de resterende patiënten (OR 6,1, 95% BI 1,7 tot 22,4, P=0,006). Ook dit was multivariaat onafhankelijk voor leeftijd, ASA classificatie, tumor stadium en type chirurgie.
Dit is de eerste studie die een significante relatie laat zien tussen mortaliteit bij maagkankerchirurgie en geriatrische frailty en voedingsstatus wanneer deze door middel van een vragenlijst geëvalueerd worden. Deze informatie is waardevol in het preoperatieve beslistraject om patiënten optimaal te informeren en mogelijk in de toekomst die patiënten te selecteren die optimaal zullen profiteren van chirurgie als behandeling van het maagcarcinoom.
- Over Tegels, J.J.W.
- Over Maat, M.F.G. de
- Over Hulsewé, K.W.E.
- Over Hoofwijk, A.G.M.
- Over Stoot, J.H.M.B.