PET-CT na neoadjuvante chemoradiotherapie voorkomt overbehandeling bij patiënten met een oesofaguscarcinoom
Anderegg, M.C.J., Bennink, R.J., Laarhoven, H.W.M. van, Klinkenbijl, J.H.G., Gisbertz, S.S., Hulshof, M.C.C.M., Bergman, J.J.G.H.M., Berge Henegouwen, M.I. van
Voorzitter(s): Dr. G.A.P. Nieuwenhuijzen & drs. W. van der Meij
Locatie(s): Baroniezaal
Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: GE
Het oesofaguscarcinoom is berucht vanwege de kans op vroege disseminatie. Accurate stadiëring bij initiële presentatie is van belang om patiënten te selecteren die voor een curatief behandeltraject in aanmerking komen. Voor de meerderheid van deze patiënten bestaat dit traject bij voorkeur uit neoadjuvante chemoradiotherapie gevolgd door een oesofagusresectie. Gezien het agressieve karakter van het oesofaguscarcinoom is het denkbaar dat zich bij een deel van deze patiënten afstandsmetastasen manifesteren tijdens de neoadjuvante therapie. Aangezien afstandsmetastasen een absolute contra-indicatie vormen voor een oesofagusresectie, voegden wij een PET-CT na neoadjuvante therapie toe aan de standaard diagnostiek voor patiënten met een potentieel resectabel oesofaguscarcinoom. Het doel van deze studie was vast te stellen wat de klinische waarde en diagnostische betrouwbaarheid in het detecteren van afstandsmetastasen van deze PET-CT ter restadiëring is.
Van januari 2011 tot september 2012 ondergingen alle patiënten met een oesofaguscarcinoom bij wie een curatief traject met neoadjuvante chemoradiotherapie werd gestart een PET-CT na afronding van deze voorbehandeling (mediaan interval: 18 dagen). Initiële stadiëring werd verricht middels endoscopie met biopsie, endosonografie, echografie van de hals en een CT-hals/thorax/abdomen. PET-CT was geen onderdeel van het initiële stadiëringsonderzoek. Neoadjuvante therapie bestond uit het CROSS-schema: carboplatine, paclitaxel en gelijktijdige radiotherapie (41,4 Gy in 4,5 week). Indien de PET-CT aanleiding gaf tot een verdenking op afstandsmetastasen, werd hiervoor naar histologische bevestiging gezocht.
Gedurende de beschreven periode presenteerden zich 280 nieuwe oesofaguscarcinoom patiënten op de polikliniek. Van hen ondergingen 148 patiënten een PET-CT na neoadjuvante chemoradiotherapie. De overige 132 patiënten kwamen niet in aanmerking voor een oesofagusresectie door comorbiditeit, irresectabele tumoren of afstandsmetastasen (94 patiënten), zagen af van chirurgie (12), werden geopereerd zonder neoadjuvante therapie (13) of volbrachten de neoadjuvante therapie niet in ons centrum (13). Bij 29 patiënten (19,6%) toonde de PET-CT afwijkingen die verdacht waren voor metastasen. Hiervoor werd histologisch onderzoek ingezet, waarbij in 16 gevallen (10,8%) sprake was van bewezen afstandsmetastasen. De fout-positieve ratio voor deze PET-CT komt daarmee op 8,8%. Van de patiënten zonder aanwijzingen voor metastasen zijn inmiddels 116 personen geopereerd. Bij 4 van hen werd peroperatief een metastase gevonden, hetgeen overeenkomt met een fout-negatieve ratio van tenminste 3,4%.
Conclusie: Bij 10,8% van de patiënten met een oesofaguscarcinoom, die gestart zijn met een curatief behandeltraject, worden afstandsmetastasen gevonden middels een PET-CT na neoadjuvante chemoradiotherapie. Om non-curatieve oesofagusresecties te voorkomen pleiten wij voor het opnemen van een PET-CT ter restadiëring in de standaard diagnostiek voor patiënten die in aanmerking komen voor chirurgie.
- Over Anderegg, M.C.J.
- Over Bennink, R.J.
- Over Laarhoven, H.W.M. van
- Over Klinkenbijl, J.H.G.
- Over Gisbertz, S.S.
- Over Hulshof, M.C.C.M.
- Over Bergman, J.J.G.H.M.
- Over Berge Henegouwen, M.I. van