Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvH

donderdag 30 mei 2013 15:05 - 15:15

De invloed van Breast Specific Gamma Imaging bij het bepalen van beleid bij B-rads 3 laesies en klinische dilemma's op de mammapoli

Neijenhuis, P.A., Smit, F., Zeillemaker, A.M., Hoeven, A.F. van der, Wijers, L., Pereira Arias-Bouda, L.M.

Voorzitter(s): Dr. E.J.T. Luiten & dr. I.M.C. van der Ploeg

Locatie(s): Diezehal

Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: onco & endocrien

Achtergrond:

Mammografie, gecombineerd met echografie zijn de belangrijkste diagnostische modaliteiten om maligniteiten op te sporen maar kennen hun beperkingen met name bij dens klierweefsel. Ter aanvulling wordt eventueel een MRI vervaardigd welke helaas een lage specificiteit heeft. Moleculaire beeldvormende technieken zoals de Breast Specific Gamma Imaging (BSGI) gebaseerd op het in beeld brengen van neoangiogenese en toegenomen mitochondriale activiteit ( glucose metabolisme) worden in toenemende mate gebruikt. Deze meer functionele benadering kan wellicht bij onduidelijke resultaten bij conventionele beeldvorming wel tot een duidelijk conclusie leiden.

Methode:

In periode juni 2011 tot augustus 2012 werden alle BSGI onderzoeken gedaan ivm Brads 3 laesies en voor suspecte klinische afwijkingen maar met benigne beeldvorming geƫvalueerd. Er werd gekeken naar pathologie uitslagen en follow-up beeldvorming indien geen biopten waren afgenomen.

Resultaten:

In totaal werden er 57 BSGI onderzoeken gedaan. Het aantal gevonden maligniteiten bedroeg 12%. The overal sensitiviteit, specificiteit, positief voorspellende waarde en negatief voorspellende waarde van mammografie/echo bedroegen respectievelijk 29%,84%,20% en 89% versus

86%,82%,40% en 98% aangevuld met de BSGI.

Bij 21 was er disconcordantie met de conventionele beeldvorming. Bij 13 vond er up-staging plaats waarvan 5 correct. Bevestiging werd verkregen door second look echo en indien occult BSGI geleide biopsie ( 3x gedaan) en bij 8 downstaging waarvan bij 7 dit correct was. Dit werd bij follow-up beeldvorming vastgesteld.

Conclusie:

BSGI zou een belangrijke rol kunnen spelen in het beleid van Brads3 en moeilijk te karakteriseren laesies gevonden bij conventionele beeldvorming door de hoge negatief voorspellende waarde. Een verdachte bevinding dient wel bevestigd te worden door histologisch onderzoek