Sluiten Toegevoegd aan Mijn programma.
Sluiten Verwijderd uit Mijn programma.
Terug Home

NVvH

donderdag 30 mei 2013 14:55 - 15:05

Preoperatieve MRI voor lobulair mammacarcinoom: nuttig?

Pennings, J.P., Gelder, L. van, Storm, R.K., Rozendaal, R., Plaisier, P.W., Bisschops, R.H.C.

Voorzitter(s): Dr. E.J.T. Luiten & dr. I.M.C. van der Ploeg

Locatie(s): Diezehal

Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: onco & endocrien

Preoperatieve MRI wordt in Europese richtlijnen geadviseerd na vaststelling van een invasief lobulair carcinoom (ILC). De redenen hiervoor zijn enerzijds de matige afbeelding op mammografie (‘permeatief patroon’) en anderzijds de gerapporteerde frequentie van multi-focaliteit en -centriciteit (32%) en het dubbelzijdig voorkomen van deze tumor (7%). Het doel van deze studie was om na te gaan of het chirurgisch beleid en het behandelresultaat wijzigendoor de invoering van een preoperatieve MRI.

Tussen januari 2007 en november 2011 werden in ons ziekenhuis 159 patiënten met een histologisch bewezen ILC volgens de richtlijnen behandeld. Daar in de loop van 2008 de MRI werd ingevoerd voor de indicatie ILC konden deze patiënten worden ingedeeld in twee groepen, te weten de groep zonder MRI [MRI-; 82 vrouwen (52%)] en een groep met [MRI+; 77 vrouwen (48%)]. Deze groepen verschilden niet significant met betrekking tot patiëntkarakteristieken en bevindingen op mammografie of echografie. De volgende primaire uitkomstmaten werden vergeleken: radiologische gegevens (ipsi- en contralaterale bevindingen) en chirurgische bevindingen (soort chirurgie, mate van (ir-)radicaliteit en aantal heroperaties).

In MRI+ werd bij 19 patiënten (26%) een multifocale of een multicentrische laesie aangetoond. Voorts werden 2 contralaterale ILC’s gevonden. Een mammasparende behandeling vond plaats bij 28% van de patiënten (n=21) in MRI+ en 26% in MRI- [n=21; n.s.]; irradicaliteit betrof (28% vs. 28%; n.s.) en het aantal heroperaties (33% vs. 24% n.s.).

Conclusie: In onze populatie wordt de meerderheid van de patiënten ablatief behandeld voor een ILC. In het geval van een mammasparende behandeling is er geen gunstig effect aantoonbaar van MRI met betrekking tot de mate van radicaliteit en het aantal heroperaties. Het aantal contralaterale lobulaire carcinomen is gering. Het nut van de MRI bij een vastgesteld ILC mag dan ook worden betwijfeld.