Enterale voeding en preventie van naadlekkages na rectum chirurgie, een rol voor conditioneel essentiële aminozuren? Resultaten van een gerandomiseerde studie
Barneveld, K.W.Y. van, Boelens, P.G., Heesakkers, F.F.B.M., Bakker, J.A., Rutten, H.J.T., Bouvy, N.D.
Voorzitter(s): Drs. A. van der Ven & dr. H.M. Kroon
Locatie(s): Brabantzaal
Categorie(ën): Parallelsessie; Topic: colorectaal
Vroeg voeden na abdominale chirurgie vermindert infectieuze complicaties en mortaliteit. Aminozuren hebben een belangrijke rol als metabole brandstof voor snel delende cellen zoals onze immuuncellen en darmcellen. Laag plasma glutamine wordt geassocieerd met een slechte uitkomst in IC patiënten. Daarnaast speelt dat voeding via enterale route een ander metabolisme heeft dan voedingstoffen aangeboden via parenterale route. Deze studie onderzocht plasma L-glutamine, L-citrulline en L-arginine bij vroege enterale en parenterale voeding na rectumchirurgie.
Van januari 2009 tot oktober 2011 werden er 123 patiënten met rectumcarcinoom geïncludeerd in een prospectief gerandomiseerde studie. Patiënten werden preoperatief gerandomiseerd voor vroege postoperatieve enterale voeding via een nasojejunale sonde (EEN, n=61) of parenterale voeding middels een jugularislijn (EPN, n=62). Acht uur postoperatief werd de voeding in de hemodynamisch stabiele patiënt gestart, waarbij in beide groepen orale intake gestimuleerd werd volgens ERAS principes. Parenterale voeding werd gekozen als controle, zodat beide groepen calorisch equivalent waren. Preoperatief en op postoperatieve dag 1 en 5 werd bloed afgenomen, waaruit concentraties van L-glutamine, L-citrulline en L-arginine werden bepaald middels HPLC.
Baseline L-glutamine-, L-citrulline- en L-arginine waren vergelijkbaar voor beide groepen. Na rectumchirurgie werd een daling gezien van alle drie de aminozuren in het plasma. De L-glutamine concentraties waren hoger in de parenterale groep in vergelijking met de enterale groep op dag 1 (401.6 μmol/l ± 94.3 vs. 351.4 ± 123, p=0.013) en dag 5 (441.6 μmol/l ± 119.7 vs. 395.5 ± 110.7, p=0.006). L-citrulline was niet verschillend. L-arginine concentraties waren significant hoger voor EPN vergeleken met EEN op dag 1 (51.5 μmol/l ± 15.3 vs. 40.4 ± 13.7, p=0.008) en dag 5 (77.4 μmol/l ± 27.7 vs. 61.6 ± 21, p=0.008).
Gezien het significant minder voorkomen van naadlekkage bij patiënten in de EEN groep (n=1) in vergelijking met de EPN groep (n=9 patiënten, p= 0.009) werden plasma aminozuur concentraties gecorreleerd met infectieuze complicaties. Er werd een omgekeerde relatie gevonden met aminozuurconcentraties op dag 5 en het voorkomen van infectieuze complicaties.
Na rectumchirurgie is er sprake van een daling van plasma aminozuurconcentraties, na vroege voeding stijgen plasma aminozuren in beide groepen weer. Echter na enterale voeding werden significant lagere plasma glutamine- als arginine-concentraties gemeten, maar kwamen minder infectieuze complicaties voor. Onze hypothese is dat plasma glutamine en arginine geen informatie geeft over het beschermende effect van enterale voeding voor de naad.
- Over Barneveld, K.W.Y. van
- Over Boelens, P.G.
- Over Heesakkers, F.F.B.M.
- Over Bakker, J.A.
- Over Rutten, H.J.T.
- Over Bouvy, N.D.